Voor de operatie
Kans op problemen verminderen
In het algemeen bestaat er na een operatie een iets verhoogd risico op een infectie. Aan dit risico besteden de artsen extra aandacht en zorg als het gaat om een operatie waarbij de milt verwijderd wordt. Als u geen milt meer heeft, loopt u namelijk al een verhoogd risico op infecties. Daarom is het beter een infectie direct na de operatie zo veel mogelijk te voorkomen.
Vaccinaties
Om het risico op een infectie te verkleinen krijgt u voorafgaand aan de operatie enkele vaccinaties (inentingen). U krijgt de vaccinaties in de twee tot vier weken voorafgaand aan de operatie.
Bacteriën
Drie van de vier vaccinaties beschermen u tegen bacteriesoorten. Het gaat om de volgende bacteriën:
- pneumokokken (Streptococcus pneumoniae)
- meningokokken-C
- Hib-bacterie (Haemophilus influenzae type B)
Pneumokokken en meningokokken zijn bacteriën die bij veel mensen in het lichaam aanwezig zijn. Meestal leiden ze niet tot problemen, maar als dat wel gebeurt kunnen er ernstige infecties ontstaan, waaronder longontsteking, hersenvliesontsteking of buikvliesontsteking. Bij mensen zonder milt kan een infectie snel en ernstig verlopen.
- Een pneumokokkenvaccin is noodzakelijk als u niet eerder een vaccinatie heeft gehad of als dit langer dan vijf jaar geleden is.
- Vaccinatie tegen meningokokken is noodzakelijk als u dit vaccin niet eerder heeft gehad.
De Hib-bacterie kan onder meer leiden tot verkoudheid en keel- en oorontsteking, maar ook tot ernstige infecties (waaronder hersenvliesontsteking en bloedvergiftiging). De bacterie gaat via hoesten en niezen van de ene persoon op de andere.
Griepprik
Naast vaccinaties tegen bacteriën krijgt u ook een vaccinatie tegen het influenzavirus. Deze vaccinatie is beter bekend als de griepprik. Het vaccin bevat bestanddelen van verschillende soorten griepvirussen en beschermt u tegen griep.
Voorbereidingen op de operatie
In de weken voorafgaand aan de operatie krijgt u veel informatie over wat u staat te wachten. De verpleegkundige legt u de gang van zaken vóór, tijdens en na de operatie uit. De chirurg neemt de operatie zelf met u door. In de meeste ziekenhuizen bespreekt de anesthesioloog (de arts die u verdooft voor de operatie) zelf de narcose met u.
Ook krijgt u ‘premedicatie’. Dit zijn medicijnen – waarvan u een deel als injectie krijgt – die helpen om complicaties van de operatie te voorkomen, zoals het ontstaan van bloedstolsels (trombosebeen). Als u wilt kunt u een slaaptablet krijgen, speciaal voor de nacht vóór de operatie, zodat u een goede nachtrust heeft. Op de ochtend van de operatie krijgt u medicijnen die u voorbereiden op de narcose.
Opname in het ziekenhuis
De opname in het ziekenhuis gebeurt meestal op de dag van de operatie zelf, soms op de dag ervoor.
Nuchter zijn
Tijdens de operatie moet u ‘nuchter’ zijn. Dit betekent dat u enige tijd van tevoren niet mag eten. De verpleegkundige of de anesthesioloog spreken dit met u af.
Andere aandachtspunten
- Op de dag van de operatie kunt u zich beter niet insmeren met een vette crème. Een dergelijke crème maakt het lastiger om het operatiegebied te desinfecteren.
- Tijdens de operatie mag u geen make-up, nagellak, sieraden, contactlenzen en gebitsprothesen dragen.
“Ik zie er graag goed uit. Daarom had ik vlak voor de operatie mijn nagels laten doen, dat vind ik er zo verzorgd uitzien. Maar vlak voor de opname hoorde ik dat acrylnagels helemaal niet mogen. Het gevaar is dat je gaat krabben aan de operatiewond en dat er dan een infectie ontstaat. Zonde, hè? Ze zagen er juist zo mooi uit! En het kostte me nog een klap geld ook. Die nagelstyliste keek wel gek op toen ik de volgende dag weer op de stoep stond om mijn nagels er weer af te laten halen.”