Hoe werken de bloedplaatjes?
Verdedigingsmechanisme
Als u zich verwondt, komt uw lichaam onmiddellijk in actie. De bloedplaatjes in het bloed klonteren samen bij de wond. De bloedplaatjes zorgen er samen met bepaalde eiwitten in het bloed (stollingsfactoren) voor dat het bloed op die plek stolt. De wond wordt gedicht, het lichaam kan niet nog meer bloed verliezen. Zo verdedigt het lichaam zichzelf.
- Er is een wondje: het bloedvat is beschadigd. Het bloedvat trekt zich samen: het wordt nauwer zodat er minder bloed uitstroomt.
- Bloedplaatjes die langs de beschadiging komen krijgen een signaal van het beschadigde weefsel. Ze worden kleverig en hechten zich aan de beschadigde wand.
- De bloedplaatjes klonteren samen. Ze activeren de stollingsfactoren. Dit zijn eiwitten die altijd in het bloed aanwezig zijn.
- Uiteindelijk zorgen de stollingsfactoren ervoor dat er een soort spinnenweb of vissersnet ontstaat: kleverige draden waarin de bloedplaatjes en -cellen gevangen worden. Zo ontstaat er een stolsel.
Stollingsfactoren
De stollingsfactoren worden één voor één geactiveerd. Als de ene stollingsfactor actief is geworden, zorgt deze er op zijn beurt weer voor dat de volgende stollingsfactor geactiveerd wordt. De laatste stollingsfactor is fibrine. Deze stof maakt een soort netwerkje waarin de bloedplaatjes en -cellen gevangen worden.
Samen vormen de stollingsfactoren een systeem: ze zijn allemaal nodig. Als er een ontbreekt, werkt het hele stollingssysteem niet goed meer.
Antistolling
De stolling moet op een gegeven moment natuurlijk ook weer tot staan gebracht worden. Het stolsel moet niet te groot worden, omdat dan het hele bloedvat afgesloten zou worden.
In het lichaam zijn daarom ook stoffen aanwezig die de stolling afremmen. Net als de stollingsfactoren gaat het hier om eiwitten die al in het bloed aanwezig zijn. De ‘remmers’ zorgen er ook voor dat een stolsel na verloop van tijd weer wordt opgeruimd.
Verstoord evenwicht
In een gezond lichaam zijn het stollingssysteem en het antistollingssysteem precies met elkaar in evenwicht.
Als de systemen niet met elkaar in evenwicht zijn, kunnen er gevaarlijke situaties ontstaan. Als de antistolling de overhand krijgt, bestaat het gevaar dat het lichaam te veel bloed verliest. Dit is onder meer het geval bij mensen die ITP hebben.
Als de stolling de overhand krijgt, ontstaat er trombose. Het bloed stolt te snel. Er ontstaan stolsels zonder dat er sprake is van een bloeding, stolsels die het lichaam helemaal niet nodig heeft. De stolsels die wel nodig zijn, worden te groot.