Verworven afweersysteem
Specifiek
Het afweersysteem heeft ook witte bloedcellen die zich hebben ‘gespecialiseerd’: ze richten zich tegen bepaalde indringers. Voor iedere ziekteverwekker is wel een witte bloedcel aanwezig die de ziekteverwekker herkent en op een bepaalde manier aanpakt. Deze cellen vormen samen het specifieke afweersysteem.
Geheugen
Het specifieke afweersysteem beschikt over een geheugen. Als het zich eenmaal heeft verweerd tegen een ziekteverwekker, onthoudt het afweersysteem dat dit micro-organisme schadelijk is. Ook na tientallen jaren kan het afweersysteem zich nog herinneren welke acties effectief waren om deze ziekteverwekker aan te pakken.
Als een ziekteverwekker voor een tweede keer het lichaam binnendringt, kan het specifieke afweersysteem snel in actie komen: het herkent de ziekteverwekker immers. Ook is de afweerreactie sterker dan de eerste keer: het afweersysteem weet hoe de ziekteverwekker het beste kan worden aangepakt. Vandaar dat het specifieke afweersysteem ook wel het verworven afweersysteem wordt genoemd.
Bij vaccinaties (inentingen) wordt hier gebruik van gemaakt. U krijgt een bepaalde ziekteverwekker (meestal in verzwakte vorm) ingespoten. Bijvoorbeeld: het virus dat rodehond veroorzaakt. Het lichaam ‘leert’ dan hoe het dit virus aan moet pakken. Dankzij het geheugen blijft de vaccinatie effectief: ook als er jaren na de vaccinatie een rodehondvirus binnendringt, zal het lichaam snel reageren.
VaccinatieIn de 18e eeuw deed de Britse wetenschapper Edward Jenner een belangrijke ontdekking. Hij kwam erachter dat melkmeisjes die de koeienpokken hadden gehad, nooit de menselijke variant van de pokken kregen. Zo kwam hij op het idee om mensen in te enten tegen de pokken. Uiteindelijk leidde dit tot het inzicht dat het afweersysteem een geheugen heeft.
Met het woord ‘vaccinatie’ wordt nog steeds verwezen naar de ontdekking van Jenner. ‘Vacca’ betekent ‘koe’, ‘vaccinia’ betekent ‘koepokken’. |
Witte bloedcellen
De witte bloedcellen van het specifieke afweersysteem zijn lymfocyten. Een lymfocyt reageert op een bepaald, specifiek kenmerk van een ziekteverwekker. Dat betekent dat er heel veel verschillende lymfocyten zijn: in uw lichaam zijn miljoenen verschillende lymfocyten aanwezig. Allemaal herkennen ze een ander stukje van een indringer.
Lymfocyten binden zich aan een ziekteverwekker. Daartoe hebben ze een soort grijparm (receptor) die ze vastklikken op een soort uitsteeksel (antigeen) van de indringer. Het past precies, ongeveer zoals een sleutel op een slot past.
Vervolgens gaat de lymfocyt zich delen. Daardoor krijgt het lichaam de beschikking over een groot aantal lymfocyten dat de strijd aan kan gaan met deze specifieke ziekteverwekker. Het merendeel van de dochtercellen valt de ziekteverwekker aan. Een klein deel gaat het gevecht niet aan, maar ontwikkelt zich tot geheugencel. Deze cellen blijven lange tijd in het lichaam. In de toekomst kunnen ze in actie komen, als dezelfde ziekteverwekker opnieuw het lichaam binnen weet te dringen.
Lymfocyten: verschillende soorten
Er zijn twee soorten lymfocyten die een geheugen kunnen opbouwen: T-lymfocyten en B-lymfocyten. B-lymfocyten kunnen antistoffen (ook wel: afweerstoffen) aanmaken. Deze antistoffen binden zich aan een ziekteverwekker, zodat deze niet meer kan functioneren.
Lymfestelsel
Lymfocyten bevinden zich op meerdere plaatsen in het lichaam, maar vooral in de lymfeklieren en de milt. De lymfeklieren zijn kleine orgaantjes die via de lymfevaten met elkaar verbonden zijn. De lymfevaten vervoeren een dik, bleek vocht (lymfevocht). De klieren bevinden zich op plaatsen waar de lymfevaten zich vertakken, onder meer in de nek, de oksel en de liezen. De vaten, de klieren, de milt en nog een aantal andere organen vormen samen het lymfestelsel.
Er vindt een voortdurende uitwisseling van stoffen plaats tussen de organen en het bloed aan de ene kant en het lymfestelsel aan de andere kant. De lymfevaten halen vocht (lymfe) uit de verschillende lichaamsweefsels en geven dit weer af aan het bloed. Zo blijft de vochtbalans van het lichaam op orde.
Het lymfevocht wordt gefilterd door de lymfeklieren. Ook ziekteverwekkers komen op die manier terecht in het lymfestelsel. Als ze de lymfeklieren passeren, zullen ze door de lymfocyten al snel herkend worden als ‘lichaamsvreemd’. Die herkenning is mogelijk dankzij de receptor (‘de sleutel’): de lymfocyten gaan na of deze op de antigenen van de ziekteverwekker past. De lichaamsvreemde bestanddelen worden vervolgens door het afweersysteem vernietigd. Zo filtert het lymfestelsel ziekteverwekkers uit het lichaam.
“Op internet zag ik een animatie van de werking van het afweersysteem. Ruimteschepen die om elkaar heen cirkelen en zich uiteindelijk aan elkaar vastkoppelen. Ruimteschepen die worden opgeblazen. En dat gebeurt allemaal in je eigen lichaam, zonder dat je daar weet van hebt!”