Bij een auto-immuunziekte

Soms ziet het afweersysteem lichaamseigen materiaal aan voor indringers. Dan is er sprake van een auto-immuunziekte.

Geen verschil

Bij_een_auto-immuunziekte_IS_000045453054_LargeBij een auto-immuunziekte is het afweersysteem niet goed meer in staat om het verschil te zien tussen lichaamsvreemd en lichaamseigen materiaal. Daarom reageert het afweersysteem ook op de eigen cellen of weefsels.

Mogelijke oorzaken?

Voor een dergelijke reactie zijn verschillende oorzaken aan te wijzen. We noemen enkele oorzaken die een rol kunnen spelen bij het ontstaan van een auto-immuunziekte.

  • Er kan iets misgaan met de lymfocyten. In de loop van het leven ontstaat er soms een lymfocyt met een receptor die op een deel van het eigen lichaam reageert. Gewoonlijk worden deze lymfocyten direct gedood door het lichaam. Bij mensen met een auto-immuunziekte is dit mogelijk niet gebeurd.
  • Een andere mogelijke oorzaak is dat er in lichaamseigen materiaal iets veranderd wordt, bijvoorbeeld door een virus of een geneesmiddel. Het veranderde materiaal kan door het afweersysteem aangezien worden voor lichaamsvreemd materiaal, bijvoorbeeld een virus of bacterie. Het afweersysteem komt op zo’n moment actie.
  • Soms komt er in het lichaam lichaamsvreemd materiaal terecht dat sterk lijkt op lichaamseigen materiaal. Mogelijk valt het afweersysteem dan niet alleen het lichaamsvreemde materiaal, maar ook het daar op gelijkende lichaamseigen materiaal aan.

Wat gebeurt er bij ITP?

Het is nog onbekend wat nu precies de oorzaak van ITP is. Wel is het duidelijk wat er in het lichaam gebeurt:

  • Het afweersysteem valt de bloedplaatjes aan. Dit gebeurt met behulp van B-lymfocyten die antistoffen aanmaken. De antistoffen hechten zich aan de bloedplaatjes. De milt ‘herkent’ de antistoffen en ‘vangt’ het bloedplaatje dat beladen is met antistoffen. In de milt worden de plaatjes afgebroken door de macrofagen.
  • Het afweersysteem valt de voorlopercellen (megakaryocyten) aan. Dit zijn de cellen waaruit nieuwe bloedplaatjes kunnen ontstaan. De aanval wordt uitgevoerd met dezelfde antistoffen die zich tegen de bloedplaatjes richten. De antistoffen hechten zich aan de voorlopercellen. Deze raken daardoor beschadigd. Ze kunnen niet meer goed uitrijpen en kunnen minder bloedplaatjes aanmaken.
  • Dan kan er ook nog een tekort aan het hormoon trombopoëtine (TPO) ontstaan. Dit hormoon stimuleert de aanmaak van nieuwe bloedplaatjes door zich aan de voorlopercellen in het beenmerg te binden. TPO kan zich echter ook aan de bloedplaatjes binden. Als er dan zoveel bloedplaatjes uit het lichaam verdwijnen, gaat er ook veel TPO verloren. Soms verdwijnt er ook trombopoëtine uit het bloed omdat het lichaam als compensatie voor de aanval van het afweersysteem meer voorlopercellen aanmaakt, waar trombopoëtine zich weer aan bindt.

Alle drie de processen spelen een rol. Er is dus niet alleen een verhoogde afbraak van bloedplaatjes, het afweersysteem zorgt er ook voor dat het lichaam minder bloedplaatjes aanmaakt.