Puberteitskenmerken
Groeispurt
In de puberteit krijgen kinderen een groeispurt. Het lichaam begint met de aanmaak van geslachtshormonen, en onder invloed van deze hormonen versnelt de groei. Tegelijkertijd zorgen deze hormonen er voor dat de groei – aan het eind van de puberteit – uiteindelijk tot stilstand komt.
Om te kunnen beoordelen of uw kind goed groeit, is het voor de arts dus belangrijk om te weten óf uw kind in de puberteit is. Is de groeispurt al begonnen? Ook moet de arts weten hoe vergevorderd de puberteit al is. Hoe lang zal de groeispurt nog duren? Is het einde van de puberteit – en daarmee het einde van de groei – al in zicht?
Lichamelijke kenmerken
De arts kan de lengte nu niet meer alleen beoordelen aan de hand van de leeftijd. Immers: niet ieder kind komt op dezelfde leeftijd in de puberteit. De een pubert al op z’n tiende, de ander is op z’n veertiende nog steeds niet in de puberteit.
Door een vroege of late puberteit kan het groeipatroon van een kind afwijken van dat van leeftijdgenoten. Het groeidiagram biedt dan minder houvast voor de arts. Het groeidiagram kan alleen goed beoordeeld worden als de arts weet in welk puberteitsstadium het kind zich bevindt.
Daarom bekijkt de arts in hoeverre uw kind al in de puberteit is. De arts doet dit aan de hand van lichamelijke kenmerken. Dit zijn de secundaire geslachtskenmerken: ontwikkeling van de borsten of de mannelijke geslachtsorganen en beharing.
Meisjes maken in de puberteit vrouwelijk hormoon (oestrogeen) aan in de eierstokken, dat zorgt voor borstontwikkeling. Meisjes maken ook wat mannelijk hormoon in de bijnier aan, dat zorgt voor schaamhaar. Jongens maken mannelijk hormoon (testosteron) aan in de testikels.
Welk stadium?
De Engelse kinderarts Tanner heeft de puberteitsontwikkeling in verschillende (vijf à zes) stadia ingedeeld. Deze indeling wordt nog steeds gehanteerd. Met een letter en een cijfer wordt vermeld in welk stadium de secundaire geslachtskenmerken zich bevinden. M staat voor mamma, het Latijnse woord voor borst. G staat voor genitaal, ofwel voor de groei van de mannelijke geslachtsorganen. P staat voor pubisbeharing, oftewel schaamhaar.
Als u bijvoorbeeld in het dossier van uw dochter de afkorting ‘M2’ ziet staan, betekent dit dat de borstontwikkeling zich in het tweede stadium bevindt. Dit houdt in dat er een ‘knopvormige verheffing’ van de tepels is. Om het juiste stadium te kunnen bepalen beschikt de medewerker van de Jeugdgezondheidszorg over foto’s van de verschillende ontwikkelingsstadia.
Daarnaast wordt bijgehouden wanneer meisjes voor het eerst ongesteld zijn. Bij jongens wordt het volume van de teelballen (testes), afkorting T, gemeten. Het stadium waarin de puberteit zich bevindt, wordt in het dossier genoteerd.
Groeidiagram
In het groeidiagram voor jongens tot 21 jaar (zie eerder in dit hoofdstuk), kunt u aflezen op welke leeftijd de verschillende puberteitskenmerken ‘G’, ‘P’ en ‘T’ gemiddeld tot uiting komen en in welk stadium ze zich bevinden. In het diagram kunt u bijvoorbeeld aflezen dat het P3-stadium bij 10% van de kinderen begint rond het elfde jaar en bij 90% van de kinderen is afgerond tussen het veertiende en vijftiende jaar.
U ziet verder dat verschillende P-waarden (percentielen) worden genoemd: P10, P50 en P90. Deze geven aan hoeveel procent van de kinderen op een bepaalde leeftijd zich in dat specifieke puberteitsstadium bevinden. Als uw kind bijvoorbeeld een waarde heeft van P-90 voor een bepaald puberteitskenmerk, behoort uw kind tot de negentig procent van de kinderen die dit geslachtskenmerk op die leeftijd ook heeft.
Verschil tussen jongens en meisjes
Bij jongens begint de groeispurt meestal als het volume van de ballen (testes) groot genoeg is, gemiddeld rond het dertiende jaar.
Jongens groeien in de puberteit sneller dan meisjes. Ook groeien ze langer door dan meisjes. Daarom worden jongens gemiddeld langer dan meisjes.
Bij de meeste meisjes begint de groeispurt vrij snel na het begin van de borstontwikkeling, rond het elfde jaar. Borsten en schaamhaar beginnen zich enigszins gelijktijdig te ontwikkelen. De menstruatie (ongesteldheid) is pas 2 tot 2,5 jaar na het begin van de borstontwikkeling te verwachten, meestal rond 13 à 13,5 jaar.
“Dat beschrijven van die puberteitskenmerken deed de schoolarts gelukkig heel onopvallend. Mijn dochter vindt het al moeilijk genoeg dat haar lichaam zo aan het veranderen is. Als zo’n vreemde man dan ook nog eens uitgebreid haar borsten was gaan bestuderen, nou, dan was ze denk ik gillend weggerend.”
Hulpmiddel
Ook de indeling in puberteitskenmerken is voor de arts dus een hulpmiddel om de groei te beoordelen. Als uw dochter bijvoorbeeld niet vlak voor of na het M2P2-stadium begint te groeien, kan dit voor de arts een signaal zijn dat er iets aan de hand is.
Vroege of late puberteit
Daarnaast houdt de arts de puberteitsontwikkeling ook in de gaten omdat een heel vroege of heel late puberteit een negatieve invloed op de groei kan hebben.
- Een kind dat erg vroeg in de puberteit komt, groeit aanvankelijk snel (groeispurt). Maar omdat de groeischijven zich al op jonge leeftijd sluiten, blijft een kind met een te vroege puberteit klein.
- Bij een kind dat laat in de puberteit komt, is het ook mogelijk dat er iets mis is met het hormonale systeem dat de puberteit regelt. Nader onderzoek is nodig.
Soms is het dan nodig om de puberteit te vertragen of te versnellen. Dit kan met behulp van medicijnen. Vraag uw arts om meer informatie.