Wat gebeurt er bij pijn?
Pijn is ingewikkelder dan veel mensen denken
Veel mensen denken dat pijn een reactie is op een bepaalde beschadiging. U slaat met een hamer op uw duim, er gaat via de zenuwen een signaal naar de hersenen en u voelt pijn. Maar dat is niet het enige: er gebeurt namelijk véél meer. We leggen dit uit met een voorbeeld.
Voorbeeld
Tijdens het voetbal krijgt u een trap tegen uw enkel. Er is dus een lichamelijke prikkel, maar deze gaat niet rechtstreeks naar de hersenen: er gebeurt van alles mee.
- Stel dat u in het verleden een keer uw enkel heeft gebroken. In dat geval zult u waarschijnlijk schrikken. Even flitst door u heen: misschien is de enkel wéér gebroken... Door het schrikken wordt het lichamelijke signaal versterkt: u voelt veel pijn.
- Maar misschien schrikt u helemaal niet. U gaat helemaal op in de wedstrijd en voelt nauwelijks iets. De pijnprikkel wordt afgezwakt, domweg omdat u er geen aandacht voor heeft. U voelt op dat moment nauwelijks of geen pijn.
- Na de wedstrijd, in de kleedkamer, trekt u uw schoenen uit. U ziet dat uw enkel flink blauw is. Zo, denkt u, dat ziet er niet best uit... Op dat moment begint u ineens weer iets te voelen: uw enkel begint te schrijnen en te kloppen. De pijn neemt snel toe: uw bezorgdheid en aandacht werken als een pijnversterker.
- In de kantine drinkt u nog wat. Inmiddels heeft u behoorlijk veel pijn, zodat u een beetje hinkt. Daardoor vragen mensen aan u wat er aan de hand is. Iemand zegt: het was een vuile overtreding!... Door al die aandacht blijft uw aandacht bij de pijn, waardoor u deze meer voelt.
- Gelukkig gaat het gesprek al snel over iets anders. U drinkt wat, moet lachen om een paar grappen en volgt aandachtig een gesprek over een nieuw type auto. Uw aandacht is nu niet meer op de pijn gericht en het gevolg is dat de pijn weer wat wegzakt.
Dit voorbeeld laat zien dat pijn onder invloed staat van uiteenlopende factoren die te maken hebben met de omstandigheden waaronder het ongeval plaatsvindt. Het gaat niet alleen om de lichamelijke prikkel, dus de trap tegen uw enkel. Uw gedachten spelen een rol: is de enkel weer gebroken?... Het gaat ook om uw gevoelens: omdat u schrikt, neemt de pijn toe. Uw gedrag speelt ook een rol: zodra u wordt afgeleid, verdwijnt de pijn naar de achtergrond. Het omgekeerde is ook waar: als u uw aandacht op de pijn richt, neemt de pijn toe.
"Ik had op een gegeven moment veel last van m'n elleboog. Daar maakte ik me zorgen over omdat ik ooit een tenniselleboog heb gehad, waar ik maanden zoet mee ben geweest. Op een goed moment vroeg mijn vrouw hoe het eigenlijk met m'n elleboog ging... Ik was verbaasd want ik had haar niets over mijn elleboog verteld... Toen zei ze: je hebt je elleboog laatst toch zo gestoten, op de boot?... Ik viel bijna van m'n stoel! Ze had gelijk: ik had me inderdaad gestoten, maar was dat glad vergeten... Op slag maakte ik me geen zorgen meer, gewoon omdat ik wist waar de pijn vandaan kwam..."
Pijn is ‘biopsychosociaal'
Pijn is dus behoorlijk ingewikkeld. Om dit aan te geven gebruiken artsen soms het woord ‘biopsychosociaal'. Dat wil zeggen dat pijn beschouwd kan worden als een combinatie van factoren, namelijk van biologische, psychologische en sociale factoren. Pijn heeft dus te maken met een beschadiging van de spieren, gewrichten en tussenwervelschijven (biologisch), maar ook met uw gevoelens en gedachten (psychisch) en met uw gedrag en dat van anderen (sociaal).
Deze biopsychosociale beschrijving van pijn verklaart hoe het komt dat pijnklachten soms blijven bestaan, ook als er geen lichamelijke oorzaak is (zoals een beschadiging van de tussenwervelschijf).