Soepelheid
Bewegingen maken
Behalve stevig is de rug ook soepel. We kunnen een gevallen pen van de grond kunnen rapen, een boek van de bovenste plank pakken, omdraaien als iemand ons roept, vooroverbuigen om een golfbal te slaan enzovoort. De rug kan een eindje om zijn as draaien en alle kanten op buigen.
De bouw van de rug maakt beweging mogelijk
Als de rug volledig uit bot zou bestaan, zouden we zo stijf zijn als een plank. Om die reden bestaat de wervelkolom niet uit één lange staaf van bot, maar uit een opeenstapeling van wervels. Tussen deze wervels bevinden zich schijven van kraakbeen: de tussenwervelschijven. Mede dankzij deze tussenwervelschijven kunnen de wervels ten opzichte van elkaar een beetje bewegen. Hierdoor is de wervelkolom als geheel behoorlijk beweeglijk en soepel genoeg voor allerlei bewegingen.
De spieren maken beweging mogelijk
De spieren werden hierboven al even genoemd: ze ondersteunen de wervelkolom. Maar deze spieren zijn ook nodig om daadwerkelijk bewegingen te kunnen maken. De hele wervelkolom is omgeven door tientallen spieren. Er zijn korte spiertjes die de ene wervel met de andere verbinden, maar er zijn ook lange spieren, zoals de spieren die vanuit de nek helemaal langs de wervelkolom naar het stuitbeen lopen. Met elkaar maken deze spieren zeer verschillende bewegingen mogelijk. Ook de spieren in uw zij en zelfs die van uw buik spelen hierbij een rol.
Hieronder wordt beschreven hoe de wervels ten opzichte van elkaar kunnen bewegen. De tussenwervelschijven en de facetgewrichten spelen daarbij een grote rol.
Hoe liggen de wervels precies op elkaar?
De wervelkolom is dus soepel omdat de wervels ten opzichte van elkaar kunnen bewegen. We kunnen om onze as draaien, alle kanten opbuigen en zelfs combinaties van die bewegingen maken. Deze bewegingen zijn mogelijk door de tussenwervelschijven en de facetgewrichten.
Tussenwervelschijven
De wervels liggen niet direct op elkaar. Tussen de wervels liggen een soort schijven: de tussenwervelschijven. De tussenwervelschijven zijn stevig, maar niet volkomen stijf, zoals de wervels. Ze bestaan uit vezelig kraakbeen. Dit is een stevig, bijzonder glad materiaal. Door deze gladheid kunnen de wervels ten opzichte van elkaar een beetje draaien. De tussenwervel dient dan als een draaischijf.
De tussenwervelschijf bestaat niet alleen uit kraakbeen. In de kern bevindt zich een geleiachtige stof. Daarom kunnen de tussenwervels een beetje ingeduwd worden. Hierdoor is buiging mogelijk: als de wervelkolom zich kromt, worden de tussenwervelschijven aan één kant iets ingedrukt.
De tussenwervelschijven hebben ook een beschermende functie: omdat ze lijken op kleine stootkussentjes, kunnen ze schokken goed opvangen. Overdag wordt geleidelijk vloeistof aan de tussenwervel onttrokken: het stootkussentje wordt minder dik. In onze slaap, als we liggen, nemen de tussenwervels weer vloeistof op, zodat ze weer dikker worden. Deze functie neemt met het ouder worden snel af: al vanaf het twintigste jaar drogen de tussenwervelschijven heel langzaam uit. Dit is normaal, net als rimpels of grijze haren.
Facetgewrichten
Naast de tussenwervelschijven spelen de facetgewrichten een rol. Zoals bijna elk gewricht is het facetgewricht een scharnier: het zorgt ervoor dat twee botten - in dit geval wervels - ten opzichte van elkaar kunnen bewegen, maar tegelijk niet verschuiven. Een facetgewricht zorgt dus zowel voor soepelheid als stevigheid.
De facetgewrichten bevinden zich aan de uiteinden van de gewrichtsuitsteeksels. Hiervan zijn er in totaal vier: zie de tekening. De bovenste twee gewrichtsuitsteeksels van een wervel raken de onderste twee gewrichtsuitsteeksels van de wervel erboven. Hierlangs kunnen zij ten opzichte van elkaar bewegen.