Onderzoeken

De arts bepaalt aan de hand van de klachten welke onderzoeken er gedaan moeten worden, zoals bloedonderzoek of een scan. Aan de hand van de uitslagen kan een diagnose worden gesteld.

Verschillende onderzoeken

2011_02_ss01_43.jpgDe arts bepaalt aan de hand van de klachten welke onderzoeken er gedaan moeten worden. Allereerst voert de endocrinoloog een gesprek met u. De informatie die u geeft, helpt de endocrinoloog om zich een goed beeld te vormen van uw klachten. De endocrinoloog kan u bijvoorbeeld vragen op welke tijdstippen de klachten erger zijn, of u zelf bepaalde zaken zijn opgevallen, of er ziekten in de familie voorkomen. Door van tevoren over dit soort vragen na te denken, kunt u zich voorbereiden op het gesprek. Door alles duidelijk onder woorden te brengen, helpt u de endocrinoloog bij het bepalen van een juiste diagnose en een daarop afgestemde behandeling.

Misschien voelt u enige irritatie omdat de huisarts deze vragen ook al heeft gesteld. Probeer echter voor ogen te houden dat de endocrinoloog u zo goed mogelijk wil helpen. Misschien kijkt de endocrinoloog met een andere invalshoek naar uw antwoorden, misschien heeft de huisarts een detail over het hoofd gezien dat voor de endocrinoloog juist veelzeggend is.

Tips

Neem naar iedere afspraak een schrift mee, hierin kunt u tijdens het gesprek aantekeningen maken. Op deze aantekeningen kunt u later terugvallen. U kunt ook het gesprek opnemen, bijvoorbeeld met een smartphone. Neem ook een agenda mee om alle afspraken goed te noteren. Zeker in het begin wordt u regelmatig in het ziekenhuis verwacht.

Zorg dat u al goed geïnformeerd bent voor u een gesprek in gaat. Op de site van de Nederlandse Hypofyse Stichting (www.hypofyse.nl) vindt u informatie over veel zaken waar u als patiënt tegenaan kunt lopen. Als u het prettig vindt om met een lotgenoot of ervaringsdeskundige te overleggen, kunt u ook contact opnemen met de Hypofyse Stichting. Als u goed geïnformeerd bent krijgt u meer begrip voor wat er in het ziekenhuis gebeurt en weet u beter waar u aan toe bent.

Het is een spannend traject dat u gaat afleggen. Neem altijd iemand mee waarop u kunt terugvallen.Artsen zeggen wel eens dat de meeste vragen ontstaan tussen spreekkamer en afsprakenbalie. Schrijf dat soort vragen meteen op in uw schrift. U kunt ze dan op een later moment stellen. Misschien biedt de internist-endocrinoloog u de mogelijkheid om vragen per mail te stellen. Informeer naar de mogelijkheden.

Lichamelijk onderzoek

De endocrinoloog voert ook een lichamelijk onderzoek uit. Zo kan de endocrinoloog nagaan of u lichamelijke kenmerken heeft die bij een bepaalde aandoening horen. Zowel bij een tekort als bij een teveel aan hormonen horen vaak typische uiterlijke kenmerken. Deze uiterlijke kenmerken kunnen zowel bij volwassenen als bij kinderen voorkomen. Bij kinderen met een tekort aan groeihormoon bijvoorbeeld is er – naast een kleine lengte – vaak een dikke buik, een groot voorhoofd en een hoge stem. Jongens hebben vaak een kleine penis.

Na het lichamelijk onderzoek wordt er vrijwel altijd bloedonderzoek gedaan en wordt er een afspraak gepland om een MRI- of CT-scan te maken.

Bloedonderzoek

De klachten wijzen vaak al in de richting van groeihormoon. Het bloed wordt onderzocht op de aanwezigheid van dit hormoon. In het laboratorium wordt gekeken naar de hoeveelheid groeifactor IGF-I. Dit is een stof die reageert op groeihormoon. Een lage waarde wijst op weinig groeihormoon. De test is redelijk betrouwbaar: de hoeveelheid in het bloed is gedurende een langere periode redelijk stabiel. Daarmee is deze groeifactor een redelijke maat voor de hoeveelheid groeihormoon.

Daarnaast zijn vaak nog aanvullende testen nodig, omdat de hoeveelheid hormonen in het bloed sterk schommelt. Een enkelvoudige test levert dan niet genoeg informatie op. Daarom wordt ook gekeken hoe het lichaam reageert op een bepaalde stof of een bepaalde situatie. Er zijn verschillende soorten testen, bijvoorbeeld stimulatietesten en remmingstesten.

Stimulatietest

De meest gebruikte test is de insuline tolerantie test. U krijgt een stof toegediend die normaal gesproken leidt tot een verhoogde aanmaak van een hormoon. Tijdens de test wordt er op verschillende momenten bloed afgenomen. Als de hoeveelheid groeihormoon niet of nauwelijks is gestegen na het toedienen van een bepaalde stof, wordt duidelijk dat de hypofyse er niet toe in staat is om voldoende groeihormoon af te geven.

In dit geval krijgt u via een infuus insuline toegediend: hierdoor neemt de hoeveelheid suiker in het bloed (bloedglucose) snel af. Normaal gesproken geeft de hypofyse in zo'n situatie extra groeihormoon af. Gedurende twee à drie uur wordt er op verschillende momenten bloed afgenomen. Als de hoeveelheid groeihormoon niet is gestegen, werkt de hypofyse niet goed.

Ook de arginine-test of clonidine-test (bij kinderen) kan worden gedaan. Onder invloed van beide stoffen gaat de hypofyse normaal gesproken meer groeihormoon afgeven.

Soms wordt ook de GHRH-test of gecombineerde GHRH - arginine test gedaan. GHRH is een hormoon van de hypothalamus dat de hypofyse aanzet tot de afgifte van groeihormoon. Met deze tests kan worden uitgezocht of de oorzaak van het tekort in de hypofyse of de hypothalamus ligt.

Bloed prikken

Een verpleegkundige of een medewerker van het laboratorium neemt een of meerdere buisjes bloed bij u af. Meestal krijgt u hierbij een prik in de arm. De bloedafname duurt een paar minuten, daarna wordt het bloed onderzocht in het laboratorium.

Bij sommige bloedonderzoeken wordt op één dag meerdere keren bloed afgenomen. Dit gebeurt vooral bij stimulatietesten en remmingstesten. Voor en na de test wordt er – soms meerdere keren – bloed afgenomen. In het laboratorium wordt bekeken of er iets in de hoogte van de bloedwaarden van bepaalde hormonen is veranderd.

Een stimulatie- of remmingstest kost een paar uur, soms zelfs een hele dag. U wordt maar een keer 'aangeprikt'. Er wordt dan een infuusnaaldje ingebracht, uit dit naaldje kan steeds weer bloed worden afgenomen.

Als de bloedonderzoeken uitwijzen dat er waarschijnlijk iets mis is met de hypofyse, wordt er een CT-scan of MRI-scan gemaakt.

Scan

De arts probeert uit te zoeken wat er precies aan de hand is met uw hypofyse. Is het orgaan beschadigd, is er sprake van een tumor? Met behulp van een scan wordt de hypofyse zichtbaar gemaakt en kan de arts dit soort vragen beantwoorden.

De beeldkwaliteit van een MRI-scan is beter dan die van een CT-scan. Er kan dus het beste een scan worden gemaakt met de MRI-scanner.

CT-scan

CT staat voor 'computertomografie'. Een CT-scan kan een afwijking (zoals een tumor) zichtbaar maken.Een CT-scan is een computerbewerking van röntgenopnamen die gebruik maakt van straling. Hierdoor kunnen 'dwarsdoorsneden' van de hersenen worden bekeken. Het is ook mogelijk om driedimensionale afbeeldingen te maken.CT-scans worden gemaakt op een aparte onderzoeksafdeling. U ligt op een soort brancard. Tijdens het onderzoek schuift de brancard in de camera, die u zich kunt voorstellen als een grote metalen ring.

Om goede afbeeldingen te krijgen moet u zo stil mogelijk liggen. Soms wordt u gevraagd even de adem in te houden. U bent alleen in de onderzoeksruimte, maar heeft via een camera en intercom contact met de medewerkers (röntgenlaboranten).CTA staat voor CT-angiografie. Een CTA is een CT-scan waarbij – door injectie van een contrastvloeistof – afbeeldingen worden gemaakt van de bloedvaten van de hersenen. De vloeistof wordt meestal toegediend via een infuus in de arm.

MRI-scan

MRI staat voor 'Magnetic Resonance Imaging'. De foto's die worden gemaakt met een MRI-scan zijn vaak veel gedetailleerder dan die van een CT-scan.Bij MRI wordt geen gebruik gemaakt van röntgenstraling, maar van (onschadelijke) magnetische velden.Tijdens het onderzoek wordt u in een grote buis (een soort 'rioolpijp') geschoven: gedurende het hele onderzoek blijft u in deze buis liggen.Deze techniek is zeer gevoelig voor bewegingen. Daarom moet u zo stil mogelijk blijven liggen. Als u erg nerveus bent, kunt u een kalmerend middel krijgen.MRI kan niet altijd worden toegepast. Vaak is een scan niet mogelijk als er metaal in uw lichaam zit: het gaat dan om metaal dat in het verleden na een operatie in uw lichaam is achtergelaten, zoals hartkleppen of hechtmateriaal. Daarnaast kan geïmplanteerde elektronische apparatuur, zoals een pacemaker of een cochlea implantaat, in de MRI kapot gaan.

MRA is een MRI-scan waarbij contrastvloeistof wordt gebruikt. Door de vloeistof ontstaan scherpere contrasten. Daardoor worden de bloedvaten beter zichtbaar. Als er sprake is van een tumor, valt deze meer op, omdat het afwijkende netwerk van bloedvaten goed te zien is.

"Het is toch raar om zo'n scan van je eigen hoofd te zien. Die arts begon heel enthousiast van alles aan te wijzen, maar ik zag eigenlijk alleen maar een verzameling vlekken. Terwijl het toch echt mijn hersenen waren! Het was een beetje dezelfde ervaring als toen we een echo lieten maken tijdens mijn zwangerschap. Die vrouw van het echocentrum begon toen ook een hartje en een hoofdje en armpjes en beentjes aan te wijzen, terwijl ik er met de beste wil van de wereld geen kindje in kon ontdekken."

Andere onderzoeken

Aanvullend onderzoek

Misschien zijn er in uw situatie nog andere onderzoeken nodig. Uw arts zal u uitgebreid informeren over het hoe en waarom van deze onderzoeken. Vraag om meer informatie als iets u niet duidelijk is.

De diagnose

Als de uitslagen van alle onderzoeken bekend zijn, beschikt de endocrinoloog over voldoende informatie om de diagnose te stellen. Het stellen van de diagnose en het maken van de behandelplan doet de endocrinoloog uiteraard in samenspraak met de andere specialisten waar u mee te maken heeft gekregen. Uw situatie wordt dus besproken door een multidisciplinair team.

Voor de behandeling start, zal de endocrinoloog u eerst uitgebreid informeren. U krijgt te horen wat er precies aan de hand is, welke behandelingen er mogelijk zijn en wat de voor- en nadelen van een behandeling zijn. Vraag om meer informatie als iets u niet duidelijk is: u heeft recht op een goede uitleg!

Geef steeds aan of u de uitleg goed begrepen heeft, mogelijk kunt u zich als gevolg van uw aandoening minder goed concentreren. Laat het ook aan uw internist-endocrinoloog weten als u niet goed kunt lezen, rekenen of schrijven. Uw internist-endocrinoloog kan hier dan rekening mee houden als hij of zij u (en de mensen in uw naaste omgeving) informeert.