Functie

De lever heeft een groot aantal taken. In totaal voert de lever zo’n 500 belangrijke chemische processen uit.

Heel veel taken

De lever behoort tot de ingewikkeldste organen. Al met al spelen zich in de lever zo'n 500 belangrijke chemische processen af. Al deze processen maken deel uit van grotere processen, waarbij de lever samenwerkt met andere organen, zoals de alvleesklier, de darmen en de nieren.

Homeostase

Samen zorgen deze organen ervoor dat het lichaam in evenwicht blijft. Dit evenwicht heet homeostase. Het betekent bijvoorbeeld dat de bloeddruk binnen bepaalde grenzen blijft, evenals de lichaamstemperatuur, het hartritme enzovoort.

Belangrijke taken

Om een indruk te kunnen geven van alles wat de lever doet, beschrijven we een aantal belangrijke taken. Per taak geven we concrete voorbeelden van de rol van de lever.

  • Spijsvertering
  • Aanmaak van belangrijke stoffen
  • Opslag van stoffen
  • Zuivering: verwijderen van afvalstoffen

Spijsvertering

Kort gezegd betekent de spijsvertering dat ons voedsel wordt afgebroken tot stoffen die in ons lichaam gebruikt kunnen worden. Een groot deel van onze organen is bij de spijsvertering betrokken, waaronder de lever.

Galvloeistof

De lever maakt galvloeistof. Galvloeistof prikkelt de darmen tot activiteit. Ook speelt galvloeistof een grote rol bij de vetstofwisseling: dankzij de galvloeistof kan vet worden afgebroken tot stoffen die in het lichaam kunnen worden opgenomen en gebruikt. De gebruikte galvloeistof verlaat het lichaam voor een deel met de ontlasting, maar voor het grootste deel wordt het weer opgenomen in het lichaam en vervoerd naar de lever.

In galvloeistof bevindt zich onder meer bilirubine. Deze stof ontstaat bij de afbraak van rode bloedcellen. Het laat zien hoe efficiënt de lever kan zijn. De galvloeistof wordt dus ook gebruikt om afvalproducten kwijt te raken. Op die manier raken we ook toxische stoffen en andere afvalstoffen kwijt.

Aanmaak van belangrijke stoffen

De lever zorgt voor de aanmaak van een hele reeks belangrijke stoffen. We noemen een paar voorbeelden, zodat u een indruk krijgt.

  • Stoffen die betrokken zijn bij de bloedstolling. De bloedstolling is essentieel bij de genezing van wonden. De stolling zelf is een heel ingewikkeld proces waarbij veel verschillende stoffen zijn betrokken. Een deel hiervan wordt in de lever gemaakt, zoals fibrinogeen en protrombine.
  • Cholesterol. De lever produceert ongeveer de helft van het cholesterol in ons lichaam (de rest komt uit de voeding). Cholesterol is nodig voor de productie van galvloeistof, bepaalde hormonen (oestrogeen, testosteron, bijnierschorshormonen) en voor de celwand.
  • Albumine. Albumine is een belangrijk bestanddeel van het bloedplasma: het vocht waarin de rode en witte bloedcellen en de bloedplaatjes ‘zweven’.
  • Angiotensinogeen. Dit wordt omgezet in angiotensine (is een hormoon) dat helpt om de bloeddruk op het juiste peil te houden. Dit gebeurt in samenwerking met de nieren. De nieren meten voortdurend of de bloeddruk op peil is. Bij een te lage druk geven ze een hormoon af, renine, dat de lever aanzet tot de aanmaak van angiotensine. Angiotensine zorgt voor een verhoging van de bloeddruk. Angiotensinogeen is het eiwit dat in de lever wordt gemaakt en daarna onder invloed van andere stoffen wordt omgezet in het angiotensine. 
  • Een belangrijk aantal aminozuren. Mensen hebben twintig verschillende aminozuren nodig. Daarvan maken we er twaalf zelf (de overige acht halen we uit de voeding). De twintig aminozuren vormen de basis van eiwitten (ook wel: proteïnen). In ons lichaam worden enkele duizenden verschillende soorten eiwitten gebruikt, vaak in heel belangrijke rollen. Een voorbeeld van zulke eiwitten zijn de stollingsstoffen en de albumine die we hierboven al noemden

Opslag van stoffen

Van bepaalde stoffen houdt de lever een voorraadje aan. In die zin kunnen we de lever zien als een voorraadkast.

  • Glycogeen. Glycogeen is een vorm van glucose. Glucose ontstaat door de vertering van koolhydraten en dient voor de lichaamscellen als brandstof. Het is van belang dat het glucosegehalte van het bloed binnen bepaalde grenzen blijft. De lever draagt hieraan bij door een teveel aan glucose ‘op te dweilen’ uit het bloed en in de vorm van glycogeen op te slaan. Bij een laag glucosegehalte van het bloed kan de lever de voorraad glycogeen gebruiken om glucose aan het bloed af te geven.
  • IJzer. De lever houdt een voorraadje ijzer aan. We hebben niet veel ijzer nodig, maar het is wel een belangrijke stof. IJzer is onder meer nodig voor de aanmaak van rode bloedcellen.
  • Vitamines A, D, B12 en K. Van vitamines A en B12 houdt de lever ook voorraden aan. Vitamine A is belangrijk voor de huid, de ogen en het immuunsysteem. Vitamine D is onder meer belangrijk voor de botaanmaak. Vitamine B12 is nodig voor de aanmaak van rode bloedcellen. Vitamine K is belangrijk voor de bloedstolling.

Zuivering: verwijdering van afvalstoffen

De lever heeft een ‘zuiverende’ taak. Het verwijdert afvalstoffen uit het bloed. Vaak zijn dat afbraakproducten van de talloze chemische processen die in de lever zelf of elders in het lichaam plaatsvinden. De lever breekt deze afbraakproducten af zodat ze via de ontlasting of de urine het lichaam verlaten. Verder zorgt de lever voor de afbraak van stoffen zoals alcohol en medicijnen.

  • Afbraak van aminozuren. Hierboven schreven we dat de lever bijdraagt aan de aanmaak van bepaalde aminozuren. De lever zorgt er ook voor dat deze zuren, nadat ze hun werk hebben gedaan, weer worden afgebroken. Hierbij ontstaat een giftig afvalproduct, ammoniak. Dit wordt door de lever omgezet in het niet-giftige ureum, dat uiteindelijk door de nieren uit het bloed wordt verwijderd en via de urine het lichaam verlaat.
  • Afbraak van alcohol. Alcohol wordt door de lever afgebroken tot water en kooldioxide. Het water plassen we uit, de kooldioxide ademen we uit. De afbraak verloopt via een paar tussenstappen. Bij de eerste stap ontstaat aceetaldehyde, een stof die nog giftiger is dan alcohol zelf, en mede oorzaak is van de kater.
  • Afbraak van medicijnen. Medicijnen slikt u niet één keer, maar steeds opnieuw. Dat is nodig omdat de werkzame stof door de lever wordt afgebroken, en daarmee zijn voor u zo belangrijke werking verliest. Bij het maken van medicijnen houden farmaceuten hiermee rekening. Soms worden medicijnen zo gemaakt dat de werkzame stof pas ontstaat als eerste stap van de afbraak van het medicijn. Om te voorkomen dat de lever een medicijn al meteen onschadelijk maakt, kan het ook nodig zijn medicijnen niet via de mond in te nemen, maar via de huid (door een subcutane injectie) of de longen (door inademing).