Oorzaken van voedselintolerantie

Voedselintolerantie is een heel ander probleem dan voedselallergie. De klachten lijken wel op de klachten van voedselallergie, maar hebben een andere oorzaak.

Wat is voedselintolerantie?

2005_04_ss4-111.jpgVoedselintolerantie is een verwarrend woord. Veel mensen hebben het over voedselintolerantie bij klachten die lijken op die van voedselallergie, maar die niet door het afweersysteem worden veroorzaakt. Laten we eerst een nauwkeuriger definitie van voedselintolerantie geven.

Voedselovergevoeligheid

Voedselintolerantie en voedselallergie worden samen voedselovergevoeligheid genoemd. Met voedselovergevoeligheid wordt bedoeld dat iemand klachten krijgt van een stof die normaal in de voeding voorkomt en bij het gros van de mensen geen klachten veroorzaakt. Onder voedselintolerantie vallen de reacties die niet door allergie worden veroorzaakt.

Verschil met voedselallergie

Anders dan bij voedselallergie gaat het bij intolerantie meestal niet om eiwitten, maar om andere stoffen, bijvoorbeeld suikers. Van de goedgekeurde voedseladditiva (E-nummers) is geen intolerantie bekend. Een uitzondering is sulfiet: dat er intolerantie voor sulfiet voorkomt, staat wel vast.

Een ander verschil met voedselallergie is dat de klachten bij voedselintolerantie zich meestal beperken tot één orgaansysteem. Lactose-intolerantie bijvoorbeeld veroorzaakt alleen maag-darmklachten.

Verschillende oorzaken

De oorzaken van voedselintolerantie (niet-allergische voedselovergevoeligheid) variëren van geval tot geval. Allergie (met IgE afweerstoffen) speelt geen rol bij voedselintolerantie.

Onderzoek naar voedselintoleranties en overgevoeligheden waarbij geen relatie is met de afweerstof IgE, moet meer duidelijkheid gaan geven. Bijvoorbeeld: eosinofiele oesofagitis (EoE). Dit is een chronische ontsteking van de slokdarm die hoogst waarschijnlijk wordt veroorzaakt door een allergische reactie. Deze aandoening komt veel voor bij mensen die al een allergie hadden: bij kinderen met een voedselallergie en volwassenen met een pollenallergie.

Een ander voorbeeld is het Food Protein-Induced Enterocolitis Syndrome (FPIES). Hierbij veroorzaken veel voorkomende voedingsmiddelen, zoals melk, soja, rijst, haver of ei, binnen korte tijd een heftige allergische reactie. Deze aandoening komt bij kleine kinderen voor en verdwijnt na een paar jaar meestal vanzelf.

Lactose-intolerantie

De meest voorkomende vorm van intolerantie is lactose-intolerantie, waardoor zuivelproducten minder goed worden verdragen. De oorzaak hiervan is een tekort aan een enzym dat nodig is om melksuikers te kunnen verteren. Terwijl de meeste Nederlanders zonder problemen een paar glazen melk kunnen drinken, kan iemand met lactose-intolerantie soms al klachten krijgen na het drinken van één glas melk.

Stofwisselingsziekten

Van twee andere suikers, fructose (afkomstig uit vruchten en uit gewone bietsuiker) en galactose (afkomstig uit lactose), is bekend dat ze in heel zeldzame gevallen ernstige ziekteverschijnselen kunnen geven bij baby's. Dat komt door het ontbreken van een essentieel enzym. Dit wordt stofwisselingsziekte genoemd.

Coeliakie

Een andere veel voorkomende vorm van intolerantie is coeliakie. Mensen die coeliakie hebben, kunnen geen gluten verdragen. Gluten is de in alcohol oplosbare eiwitfractie van tarwe, haver, rogge, gerst, spelt en kamut.

Bij mensen met coeliakie veroorzaakt voedsel dat gluten bevat, beschadiging van het slijmvlies van de dunne darm. Daardoor kan de darm zijn werk niet goed meer doen, waardoor op den duur steeds meer klachten ontstaan.

Veel theorieën, weinig bewijzen

In voorgaande jaren was het de gewoonte om over ‘voedselintolerantie' te spreken als iemand onbegrepen klachten had en er geen allergie kon worden aangetoond. Maar: zulke onbegrepen klachten worden meestal niet door voedselbestanddelen veroorzaakt. Over de oorzaak van deze zogenaamde ‘voedselintolerantie' werd veel beweerd, maar wetenschappelijke bewijzen zijn tot op heden nooit geleverd. Hieronder vindt u een overzicht van enkele populaire maar onbewezen theorieën.

Candida albicans

Candida albicans is een gist dat verwant is aan gist in brood of wijn. Een gist is een soort schimmel. Candida komt in kleine hoeveelheden bij iedereen in de darmen voor.

Er wordt soms een verband gelegd tussen voedselintolerantie (en soms ook voedselallergie) en Candida albicans. Bij mensen met voedselintolerantie zou candida in veel grotere hoeveelheden in de darm voorkomen dan bij mensen zonder een voedselintolerantie. Er is geen enkel wetenschappelijk bewijs voor het verband tussen candida en voedselintolerantie.

Niettemin zijn er anti-candida diëten die soms geprobeerd worden door mensen met lichamelijke klachten. Er is geen enkel wetenschappelijk bewijs dat zo'n dieet effect heeft. Mensen die zeggen er baat bij te hebben, zijn door de aandacht voor de voeding misschien gezonder gaan eten. Daarnaast kan het placebo-effect verklaren waarom iemand zegt zich beter te voelen met het dieet.

Net als bij elk dieet is er een reëel risico dat u bij dit dieet geen volwaardige voeding binnenkrijgt en op den duur tekorten krijgt aan belangrijke voedingsstoffen.

Giardia lamblia

Giardia lamblia is een eencellige parasiet waar een deel van de Nederlanders langdurig mee is besmet. In de meeste gevallen geeft Giardia geen klachten. Giardia kan echter een darminfectie veroorzaken. Vooral bij kinderen kan het ook buikpijn en diarree veroorzaken. Bovendien is het een van de oorzaken van reizigersdiarree.

Er zijn mensen die beweren dat er een verband is tussen het hebben van Giardia in de darmen en het ontstaan van voedselintolerantie. Daar is geen wetenschappelijk bewijs voor.

Het milieu

Heel wat mensen wijten voedselintolerantie aan het milieu. In de afgelopen halve eeuw zijn er tienduizenden nieuwe chemische stoffen uitgevonden. In de jaren vijftig en zestig werden nieuwe chemische stoffen gebruikt zonder uitvoerig na te gaan of deze stoffen schadelijk konden zijn voor de gezondheid. Asbest is hiervan een voorbeeld: het is erg veel gebruikt, de gevaren bleken pas later en nu zitten we met de gevolgen.

Van de meeste stoffen is wel een inschatting te maken of ze gevaarlijk zijn voor mens en dier of niet. Het is echter onmogelijk om de risico's precies vast te stellen. Er is een kans dat er nu stoffen worden gebruikt die over bijvoorbeeld twintig jaar schadelijk blijken te zijn. Dit is een angstige gedachte. Daar komt nog bij dat chemische stoffen vaak onzichtbaar en reukloos zijn, een soort onzichtbare vijand.