In kaart brengen
Wat is er precies aan de hand?
Het stellen van de diagnose wil zeggen dat de behandelaar en andere deskundigen in kaart brengen wat er precies met u aan de hand is.
Diagnostiek
- De eerste stap is om vast te stellen of inderdaad sprake is van ADHD. Dit heet diagnostiek. Dat gebeurt aan de hand van een definitie die behandelaars onderling hebben afgesproken, de DSM-5-definitie. Deze definitie noemt een groot aantal kenmerken van ADHD. De hulpverlener gaat na welke van deze kenmerken bij u voorkomen en kan zo vaststellen of al dan niet sprake is van ADHD.
- De behandelaar zal ook nagaan of er naast de ADHD nog andere stoornissen zijn, wat bij ADHD geregeld het geval is: angststoornissen, gedragsstoornissen, verslaving enzovoort. Dit heet co-morbiditeit.
- Een belangrijke stap is vervolgens om na te gaan welke problemen er door de ADHD zijn ontstaan, ook voor de omgeving, en zowel thuis als bijvoorbeeld op het werk. Dit heet probleeminventarisatie. Dat gebeurt ook omdat daarmee duidelijk wordt waar de behandeling zich op moet richten.
Onderzoek
Het stellen van de diagnose komt neer op een uitgebreid onderzoek. Dat is meestal niet zo eenvoudig. Om die reden zijn vaak meerdere hulpverleners bij de diagnose betrokken. De coördinatie ligt meestal bij de psychiater (bij volwassenen). In het onderzoek worden verschillende methoden gebruikt, naar gelang de situatie. Hierna vindt u een overzicht.
Diagnostisch interview
Veel hulpverleners maken gebruik van een zogenaamd diagnostisch interview om de diagnose ADHD bij volwassenen te kunnen stellen. Dit heet kortweg DIVA 2.0 (Diagnostisch Interview Voor ADHD bij volwassenen). (Dit interview is te vinden op internet.) Het komt er op neer dat de hulpverlener heel gericht vraag naar bepaalde kenmerken van ADHD, zoals die beschreven zijn in de DSM-5, namelijk concentratieproblemen, onrust en moeite met organiseren. Verder worden gerichte vragen gesteld over problemen in uw dagelijks leven, bijvoorbeeld in het gezin, op uw werk of in relaties.
"Op mijn werk maakte ik promotie waardoor ik leidinggevende taken kreeg. Dat ging totaal niet. Ik kan over mijn eigen werk net aan overzicht houden, maar voor meerdere mensen lukt dat gewoon niet. Ik maakte er al snel een potje van..."
Er kunnen ook mensen uit uw omgeving bij het interview worden betrokken, zoals uw ouders of uw partner. Uw ouders kunnen informatie geven over hoe u als kind was. Om de diagnose ADHD te kunnen stellen, moet namelijk sprake zijn van een 'levenslang patroon' van symptomen en - daardoor - problemen. Er is dus onderzoek nodig naar het verleden. Dat gebeurt onder meer door gesprekken te voeren met de ouder(s), maar eventueel ook met broers en zussen, en bijvoorbeeld door te kijken naar schoolrapporten.
"Het lezen van mijn schoolrapporten was bijna grappig. Niet zo vaak uit de bank opstaan!... Beter je best doen met rekenen!... Netter schrijven!... Lief zijn voor de andere kinderen!..."
Een gesprek met uw ouders of broers en zussen kan ook informatie opleveren over risicofactoren voor ADHD: zaken die de kans groter maken dat een kind ADHD ontwikkelt. Zulke risicofactoren zijn bijvoorbeeld een te vroege geboorte, een te laag geboortegewicht of een heel onrustig gezin met veel problemen (gebrek aan regelmaat en structuur, ruzies, een slechte relatie van de ouders).
Nog een andere reden om uw naasten bij het onderzoek te betrekken is dat door de ADHD nogal eens problemen in het gezin en in relaties ontstaan.
Vragenlijsten
Vaak worden ook gestandaardiseerde vragenlijsten gebruikt. Aan deze lijsten is een score verbonden. Dat heeft als voordeel dat de uitkomsten vergeleken kunnen worden met die van andere mensen. Door de vragenlijsten zo nu en dan opnieuw af te nemen, kan bovendien worden 'gemeten' hoe u zich in de loop der tijd ontwikkelt. Zo krijgt de hulpverlener een indruk van effect van behandeling en begeleiding.
Lichamelijk onderzoek
Verschijnselen van ADHD kunnen een lichamelijke oorzaak hebben. Voorbeelden zijn bepaalde aandoeningen (epilepsie, schildklierafwijkingen, aangeboren afwijkingen van bepaalde delen van de hersenen) of bepaalde bijwerkingen van medicijnen. In zulke gevallen is er geen sprake van ADHD, dus het is van belang na te gaan of dergelijke oorzaken een rol spelen. Soms is een verwijzing naar een medisch specialist nodig om zekerheid te krijgen, bijvoorbeeld naar een neuroloog.
Neuropsychologisch onderzoek
Bij neuropsychologisch onderzoek wordt gericht onderzoek gedaan naar de intelligentie en naar bepaalde hersenfuncties, zoals de concentratie, de taal- en rekenvaardigheid, het geheugen enzovoort. Dit onderzoek wordt bijvoorbeeld gedaan als er een vermoeden is dat u als kind een leerachterstand heeft opgelopen of dat sprake is van een verstandelijke handicap. Voor de verdere behandeling kan het van belang zijn te weten wat uw niveau is.
Orthodidactisch onderzoek
Orthodidactisch onderzoek brengt leerproblemen in kaart. Bij ADHD is dat vaak dyslexie (problemen met letters en woorden) en minder vaak dyscalculie (problemen met getallen). Dit onderzoek gaat altijd samen met neuropsychologisch onderzoek.