Oorzaken

ADHD komt voor een belangrijk deel voort uit een erfelijke aanleg. Bepaalde delen van de hersenen ontwikkelen zich iets anders. Deze delen van de hersenen zijn betrokken bij dingen als zelfbeheersing en concentratie.

Erfelijkheid

IQ_06055820ADHD is voor een belangrijk deel aangeboren. De aanleg voor ADHD krijgen kinderen mee van hun ouders, via de genen. Een aanleg wil zeggen dat kinderen een grotere kans hebben om ADHD te krijgen onder invloed van bepaalde omgevingsfactoren. Ze zijn 'kwetsbaarder' voor ADHD.

Het is nog niet volledig duidelijk welke genen precies bij de ontwikkeling van ADHD zijn betrokken. Wel is duidelijk dat er niet één 'ADHD-gen' is, dat 'aan' of 'uit' kan staan. Het ligt veel ingewikkelder, het is een samenspel van zeer veel genen. Genen die bij ADHD betrokken zijn hebben elk op zich een bepaalde (kleine) invloed op de ontwikkeling van de hersenen. Het gevolg kan zijn dat mensen kwetsbaar worden voor ADHD. Met kwetsbaar bedoelen we dat er een grotere kans is dat onder invloed van omgevingsfactoren daadwerkelijk ADHD ontstaat.

Kinderen die een ouder hebben met ADHD, hebben bijvoorbeeld een twee tot acht keer zo grote kans om ADHD te krijgen.

Andere ontwikkeling van de hersenen

De erfelijke aanleg leidt tot een andere ontwikkeling van de hersenen. Uit onderzoek blijkt dat bepaalde delen van de hersenen van kinderen met ADHD zich iets anders ontwikkelen en iets kleiner blijven. De afwijkingen zijn onder meer te vinden in delen van de hersenen die te maken hebben met de aandacht en het plannen en organiseren van activiteiten.

Onderzoek heeft ook afwijkingen in hersenactiviteit aangetoond: het doorgeven van signalen van hersencel naar hersencel. Hiervoor zijn bepaalde stoffen nodig die neurotransmitters heten. Dat zijn onder meer dopamine en noradrenaline. Deze prikkeloverdracht functioneert minder goed bij mensen met ADHD.

Kwetsbaarheid

Een 'erfelijke aanleg' betekent dat een kind een grotere kans heeft om ADHD te krijgen. Of een kind daadwerkelijk ADHD krijgt hangt mede af van andere zaken. Deze zaken worden 'risicofactoren' genoemd: ze zijn geen oorzaak, maar vergroten wel het risico van ADHD. We noemen ze hieronder.

  • De kans op ADHD wordt bij een kind met aanleg groter door bepaalde factoren in de omgeving, zoals weinig structuur of een drukke omgeving.
  • Het kan zijn dat een kind met ADHD veel negatieve reacties uit de omgeving krijgt, bijvoorbeeld omdat het erg druk is. Als het voortdurend ruzie krijgt, gestraft wordt, als het nare opmerkingen te horen krijgt en steeds merkt dat het dingen niet goed doet, dan zal het een negatief zelfbeeld ontwikkelen. Onzekerheid en gebrek aan zelfvertrouwen zijn niet goed voor de ontwikkeling. Bovendien is het voor een kind met een negatief zelfbeeld lastiger om met de ADHD-symptomen om te gaan.
  • Een aantal risicofactoren heeft te maken met de zwangerschap en de geboorte. Als de moeder tijdens de zwangerschap rookt of alcohol drinkt, is de kans groter dat haar kind ADHD ontwikkelt. Ook een hoge bloeddruk tijdens de zwangerschap maakt de kans op een kind met ADHD groter. Kinderen die te vroeg worden geboren en te licht zijn, hebben ook een grotere kans om ADHD te krijgen. Verder hebben kinderen van een oudere vader een grotere kans op ADHD.

Voeding

Voeding wordt in het algemeen niet gezien als een oorzaak van ADHD. Er zijn wel aanwijzingen dat ADHD wordt beïnvloed door de voeding. Het gaat dan nadrukkelijk niet om suiker of een allergie voor smaak- en reukstoffen en conserveringsmiddelen. Hoewel dit vaak beweerd wordt, is er geen duidelijk verband tussen suikergebruik en druk gedrag. Het gaat mogelijk meer om overgevoeligheid voor alledaagse producten, zoals tomaten of appels. Met een zogenaamd eliminatiedieet is het daarom in principe mogelijk de symptomen van ADHD te beïnvloeden. Hoe dit alles precies zit, is echter nog niet duidelijk. Voorlopig is er nog te weinig duidelijk welke dieetmaatregelen ADHD kunnen beïnvloeden, en bij welke patiënten dit kan helpen. Zie voor meer informatie www.adhdenvoeding.nl.