Het afweersysteem

Het afweersysteem beschermt ons tegen schadelijke stoffen, zoals bacteriën. We maken stoffen aan die deze schadelijke stoffen onschadelijk maken. Bij voedselallergie loopt dit proces uit de hand.

Het afweersysteem beschermt ons tegen ziekte

2006_09_ss30-295.jpgHet afweersysteem beschermt ons tegen schadelijke indringers, zoals bacteriën en virussen. Het is opgebouwd uit verschillende onderdelen. Hieronder staat beschreven welk deel van ons lichaam ons beschermt tegen deze ‘binnendringers'.

  • huid, slijmvliezen, wand van de slokdarm, maag en darmen
  • afweercellen en afweerstoffen (de immunologische afweer)

Huid, slijmvliezen, wand van de slokdarm, maag en darmen

Aan de buitenkant van het lichaam vormen uw huid en de slijmvliezen van uw mond en neus een barrière - een verdedigingssysteem. Deze moeten voorkómen dat schadelijke stoffen of ziektekiemen uw lichaam binnendringen, zoals verkoudheidsvirussen.

Aan de binnenkant van het lichaam is dit de slijmlaag op de wand van de maag en de darmen, en ook het maagzuur. Deze vormen samen een barrière tegen het binnendringen van bijvoorbeeld bacteriën of virussen.

Bacteriën die van nature in de darmen voorkomen noemen we de ‘darmflora'. De darmflora bestaat uit een grote hoeveelheid ‘nuttige' en ‘schadelijke' bacteriën. Bij een gezonde darmflora krijgen de ‘schadelijke' bacteriën geen kans om iemand ziek te maken. Een gezonde darmflora zorgt ervoor dat ‘vreemde' bacteriën geen kans krijgen zich in de darm te nestelen.

De darmflora speelt dus een belangrijke rol bij de bescherming tegen schadelijke, ziekmakende bacteriën van buiten en bij het in stand houden van een gezonde natuurlijke weerstand.

Afweercellen en afweerstoffen

De barrières houden niet alle schadelijke indringers tegen. Als deze toch in het bloed komen, komen afweercellen en -stoffen in actie. Deze afweercellen en afweerstoffen komen in het hele lichaam voor.

Wat zijn afweercellen?

Het hele lichaam is opgebouwd uit cellen. De cellen zijn niet zichtbaar met het blote oog. Ze zijn onder een microscoop te zien. De cellen hebben een celmembraan en iedere cel vormt een wereldje op zich. Hoewel alle cellen min of meer hetzelfde zijn opgebouwd, zijn er wel veel verschillende soorten cellen.

Er zijn bijvoorbeeld spiercellen, vetcellen en botcellen. Er zijn ook cellen die gespecialiseerd zijn in de afweer van het lichaam tegen bacteriën en andere ziektekiemen. Deze afweercellen verdedigen het lichaam. Sommige afweercellen ‘eten' indringers op en maken ze zo onschadelijk.

Wat zijn afweerstoffen?

Andere cellen maken afweerstoffen. Afweerstoffen helpen de afweercellen bij het onschadelijk maken van de indringers. Er zijn veel verschillende afweerstoffen bij de afweer betrokken. Een afweerstof is te vergelijken met een hengel, die de schadelijke stoffen ‘opvist', zodat de afweercellen hun werk kunnen doen.

De normale afweerreactie

Het lichaam kan op het binnendringen van een ziektekiem of schadelijke stof op twee manieren reageren: door het gebruik van afweerstoffen en door een ontstekingsreactie. Beide zijn er op gericht om de schadelijke stoffen zo snel mogelijk af te voeren.

Afweerstoffen

De afweerstoffen maken schadelijke stoffen bewerkbaar voor de afweercellen. De bewerkte stof vormt een gemakkelijke prooi voor de afweercellen en vormt dan geen bedreiging meer voor het lichaam.

Ontstekingsreactie

Een ontstekingsreactie is een reactie op een beschadiging van het lichaam. Door deze beschadiging is er een gat geslagen in de normale barrière en kunnen bacteriën het lichaam binnendringen. Als reactie hierop gaan de bloedvaten op de plaats van de beschadiging wijder open staan. Door de wijdere bloedvaten wordt dit gebied warmer en rood. De wijdere bloedvaten zorgen voor een snelle aanvoer van bloed en daarmee van afweerstoffen en afweercellen. Op deze wijze kan de beschadiging van het lichaam met behulp van een ontstekingsreactie zo snel mogelijk hersteld worden. Het afweersysteem doet haar werk automatisch en meestal onmerkbaar.

Voedselallergie: een abnormale afweerreactie van het lichaam

Bij voedselallergie zorgt het voedingsmiddel waar u allergisch voor bent dat er een reactie optreedt. Bij mensen zonder voedselallergie gebeurt dat niet.

Bij voedselallergie loopt de ontstekingsreactie uit de hand omdat gereageerd wordt op een onschuldige stof - in een voedingsmiddel - waar niet-allergische mensen niet op reageren. Het afweersysteem raakt ontregeld.

U blijkt bijvoorbeeld allergisch te zijn voor garnalen. Als u de eerste keer garnalen eet merkt u daar nog niets van, u krijgt geen klachten. Ondertussen maakt uw lichaam wel een speciale afweerstof tegen dit eiwit aan. Dit ‘IgE' verspreidt zich door uw hele lichaam, maar vooral in de darmen, huid en luchtwegen. Een kenmerk van het IgE is dat het zich bindt aan een afweercel die histamine bevat (de zogenaamde mestcel). His­tamine is de stof die zorgt voor allergische reacties in het lichaam.

Als u opnieuw garnalen eet, kan uw lichaam een allergische reactie geven. Het IgE dat op histaminebevattende afweercellen zit, wordt geactiveerd en zorgt ervoor dat in uw darmen, huid en luchtwegen veel histamine vrijkomt. Op die plaatsen waar veel histamine is, ontstaan dan ontstekingsreacties: in uw darmen kan dat tot diarree leiden, in de huid kunnen galbulten ontstaan of kan eczeem verergeren. In het meest uitgesproken geval komt er zo veel histamine vrij dat de bloedvaten in het hele lichaam wijd open gaan staan. Daardoor daalt de bloeddruk sterk, wordt iemand benauwd en kan bewusteloos raken (anafylaxie).

Wat gebeurt in het lichaam bij voedselintolerantie?

Over de oorzaak van de klachten is onduidelijkheid. Bij voedselintolerantie speelt het afweersysteem geen rol. Waarom dan toch klachten ontstaan, hangt deels af van de aard van de intolerantie.  Er zijn verschillende vormen van intoleranties en allergieën. Meer onbekende vormen zijn eosinofiele oesofagitis (EoE) en het Food Protein-Induced Enterocolitis Syndrome (FPIES).

De meest voorkomende vorm van intolerantie is lactose-intolerantie. Lactose (melksuiker) komt vooral voor in melk en melkproducten; ook in moedermelk. Het wordt in de darm gesplitst door het enzym lactase. Oorspronkelijk was lactase dus alleen nodig zolang het menu van het kind (gedeeltelijk) uit moedermelk bestond. Bij de meeste mensen neemt de aanmaak van lactase dan ook af na het derde jaar. De meeste blanken vormen een uitzondering: bij hen blijft het lactase het hele leven actief.

Als er te weinig lactase aanwezig is om de lactose uit de voeding te splitsen, komt een deel van de lactose in de dikke darm terecht. Daar wordt de lactose door de bacteriën afgebroken tot kleine moleculen, die toch nog in de dikke darm kunnen worden opgenomen. Daarbij worden gassen gevormd (onder andere waterstof, dat in de adem kan worden gemeten). Dit wordt wel ‘lactosemalabsorptie' genoemd: de absorptie (opname) van lactose in de dunne darm verloopt niet goed.

Soms komt er zo veel lactose in de dikke darm, dat de bacteriën die niet volledig kunnen afbreken. Dat geeft klachten, zoals een opgeblazen gevoel, buikpijn, winderigheid en soms zelfs diarree. In dat geval is er sprake van lactose-intolerantie. Hetzelfde kan ook gebeuren als de darm beschadigd is door een ontsteking: omdat de hoeveelheid lactase door de ontsteking tijdelijk afneemt.