De spijsvertering

De spijsvertering zorgt ervoor dat de voeding kan worden opgenomen in het bloed. De voeding legt een route af via de mond, maag en darmen.

De weg van het voedsel door ons lichaam

spijsverteringsstelsel-72.jpgAllergische voedselovergevoeligheid leidt tot klachten als bepaalde voedingsstoffen in het bloed komen. Maar: hoe komen deze voedingsmiddelen in het bloed terecht?

Verteren: afbreken van de voeding tot voedingsstoffen

Het proces dat het voedsel in ons lichaam ondergaat, heet de ‘spijsvertering'. Dit wat ouderwetse woord geeft precies aan wat er met de spijs, dus ons voedsel, gebeurt: we verteren het. Dat gebeurt met behulp van het ‘spijsverteringsstelsel'. Daarin hebben mond, slokdarm, maag, dunne en dikke darm, lever, galblaas en alvleesklier ieder hun eigen rol.

De spijsvertering breekt het voedsel af tot een groot aantal voedingsstoffen, zodat we deze kunnen opnemen en gebruiken. De voedingsstoffen zijn eiwitten, vetten, koolhydraten, water, vitamines, mineralen en spoorelementen.

De route

De voeding volgt een bepaalde route door ons lichaam. Via de mond, keel en slokdarm komt de voeding in de maag. Vervolgens komt het in de dunne darm, de dikke darm en ten slotte in de endeldarm. Wat er dan nog over is scheiden we weer uit via de anus.

Mond, keel en slokdarm

Mond

Eten betekent dat we voedsel in onze mond stoppen. Zodra we dat doen beginnen we het al te verteren. We vermalen het met onze tong en tanden om het te kunnen doorslikken. Terwijl we kauwen vermengen we het voedsel met speeksel: het ‘water' dat u in de mond loopt als u lekker eten ruikt.

De natuur heeft een goede truc bedacht om ervoor te zorgen dat we willen eten: we vinden eten lekker. We proeven eten met onze tong en met onze neus. Met de tong onderscheiden we zoet, zuur, zout en bitter. Onze neus onderscheidt veel meer ‘smaken'.

Slokdarm

Als u voldoende heeft gekauwd, slikt u. Dit gaat als vanzelf. Via de slokdarm gaat het voedsel vervolgens naar de maag. De slokdarm is een slanke, gespierde buis. De spieren zorgen voor een golvende beweging van de slokdarm, de peristaltiek. Het is niet zo dat ons voedsel naar de maag ‘valt': de peristaltiek van de slokdarm duwt het naar de maag.

In de maag begint de vertering pas echt

De maag maakt knedende bewegingen. Hierdoor vermengt het voedsel zich met het maagsap dat de vertering op gang brengt. Het maagsap is erg zuur. Dat merkt u als u last heeft van zuurbranden. Het branderig gevoel ontstaat als maagsap in de slokdarm terechtkomt. Anders dan de maag is de slokdarm niet beschermd met een dikke laag slijm, dus het maagsap werkt erop in - en dat voelt u.

Omdat het maagsap zo zuur is, kunnen eiwitten gemakkelijker worden afgebroken. Ook gaat het infecties tegen. De meeste bacteriën kunnen namelijk niet overleven in de zure maag.

De darmen

Vanuit de maag komt het voedsel in de darmen terecht. Het eerste gedeelte, de dunne darm, begint met de twaalfvingerige darm. Hier komen andere spijsverteringssappen bij het voedsel, die het zure karakter verminderen en de vertering voortzetten. Die sappen zijn afkomstig uit de lever (gal) en uit de alvleesklier. De gal zorgt dat de vetten toegankelijk worden voor vertering. De alvleesklier levert de enzymen voor de vertering van eiwitten, koolhydraten en vetten.

De darm maakt een samentrekkende, peristaltische beweging, waardoor de sappen voldoende met de voeding in contact komen. Deze beweging zorgt er ook voor dat de voedselbrij in de richting van de dikke darm wordt voortbewogen.

De voeding wordt zo in de dunne darm steeds verder afgebroken totdat de voedselbestanddelen klein genoeg zijn om via de darmwand in het bloed te kunnen komen. De darmwand werkt dus als een soort zeef: pas als de voeding is afgebroken tot voldoende kleine deeltjes, is opname in het bloed mogelijk.

Om deze kleine deeltjes op te kunnen nemen, is de binnenwand van de darm sterk geplooid. Hierdoor ontstaat een zeer groot, sterk doorbloed oppervlak: er is dus veel ruimte voor voedingsdeeltjes om de zeef van de darmwand te passeren en in het bloed te worden opgenomen.

De meeste voedingsstoffen worden via de dunne darm in het bloed opgenomen. De rest komt als een dunne massa van onverteerde resten in de dikke darm terecht. De dikke darm onttrekt vooral water maar ook zouten aan de darminhoud, zodat deze steviger wordt en uiteindelijk als ontlasting het lichaam weer verlaat.